De eerste komt de dag na jouw overlijden voorbij. Op het zonnige campingterras hoor ik iemand zeggen “Vreselijk hoor zo jong, maar hij heeft in elk geval niet lang geleden door ziekte of zo”. Niet voor mijn oren bestemd maar wel door mij opgevangen. Ik ben te overrompeld om te reageren.
Een dag later wordt door iemand aan een vriendin gevraagd “Wanneer gaan ze eigenlijk naar huis?”
Ik antwoord zelf, tot grote schrik van de vraagstelster, dat we nog in afwachting zijn van een telefoontje van de ANWB over onze vlucht naar Nederland.
De tweede situatie speelt zich af bij de lokale supermarkt als we net weer thuis zijn. Op zondagavond thuisgekomen en op dinsdag loop ik met een lijstje een beetje doelloos rond tussen de schappen. Op de groenteafdeling blokkeert een oudere dame mijn winkelwagentje. Er is geen ontkomen aan. Ze zegt “Zeg jij bent toch die vrouw waarvan de man op de camping in Frankrijk is overleden?” In reflex beaam ik dat.
Maar zeg wel dat ik niet zo goed weet waarom ze mij dit hier en nu vraagt en dat ik haar niet ken. “Natuurlijk wel, ik woon al sinds de bouw in onze wijk. Jullie zijn er veel later pas komen wonen. Je woont in dat huis met dat hekje met die Franse tekst, toch?” Weer zeg ik ja en weer geef ik aan haar niet te kennen. Om van haar terug te krijgen “Nou zeg, je hoeft niet zo bot te doen” waarna ze doorloopt en ik ineens niet meer weet wat ik daar doe en in één streep naar de kassa loop. Thuisgekomen barst ik in tranen uit, want door dit intermezzo heb ik de helft van mijn boodschappen dus niet gehaald en moet ik terug. Vanaf die dag heb ik maandenlang heel vroeg in de ochtend boodschappen gedaan. Om dit soort ontmoetingen te voorkomen.
De opmerking die mij écht omver wierp was “Ach je bent gelukkig nog redelijk jong, dus je vindt vast nog wel weer eens iemand”. Serieus? Nog voor de uitvaart hoorde ik ‘m voor het eerst. Ik was zó ontdaan dat ik me heb omgedraaid en ben weggelopen. Om in de auto de ogen uit mijn kop te huilen. Waar haalt iemand het vandaan. Ik dacht dat het bij die ene keer zou blijven. Dat het gewoon een hufterig en onnadenkend persoon was. Niets bleek minder waar. Deze opmerking staat in de persoonlijke top 3. En is zelfs gemaakt door mensen die Tjebbe en mij kennen. En die dus zouden moeten weten dat we ook na 23 jaar nog smoorverliefd op elkaar waren. Dat we samen heel oud wilden worden. Dat hij daarmee voor mij onvervangbaar is. Dat je om te vinden moet zoeken en dat ik dat dus helemaal niet wil!
Maar met stip op 1 staat “Ja joh, het is hard, maar je moet verder”. Vooral geuit door mensen op hogere leeftijd. Soms mensen die hun partner jaren geleden verloren zijn maar tot mijn verbijstering ook door mensen die hun partner nog hebben. Alsof ik zelf niet weet dat ik door moet. Met de nadruk op moet…..
Op een druilerige dag, passend bij mijn stemming en na weer zo’n opmerking, zit ik thuis op de bank met een glas verse muntthee. En ineens hoor ik de stem van mijn lief in mijn hoofd die zegt “Ach joh, die heeft het empathisch vermogen van een aardbei”.
Een zo bekende gevleugelde uitdrukking waarvan hij er wel meer had. Het raakt me.
Ja, aardbeien zijn het. En wat zou ik er soms graag jam van maken. Ze eens fijntjes met de koppen tegen elkaar drukken en in elkaar prakken.
Ik deel de ervaringen en uitspraken met lotgenoten op een besloten Facebookpagina.
Ik blijk zeker niet de enige die dit soort opmerkingen te horen krijgt.
De aardbeienquote van mijn lief wordt binnen de groep dus ook met enige regelmaat aangehaald. Het is bizar dat mensen zo onnadenkend zijn. Maar wat vind ik het mooi dat jouw uitdrukking nu een vlucht neemt en een glimlach brengt op de gezichten van anderen die het soms ook zo verschrikkelijk moeilijk hebben.
En het is vast geen toeval dat ik mijn ontbijt soms aanpas…
So true…😢😁
En elk jaar blijven er (helaas) weer ‘nieuwe aardbeien🍓’ bijkomen…
LikeLike